Gevallen Nederlandse militairen

Door Jan Kreijenbroek

In de nacht van 9 op 10 mei 1940 trekken Duitse troepen o.a. via Emmerik Nederland binnen in richting IJssel. Het Nederlandse Grensbataljon probeert met allerlei versperringen de doortocht te vertragen.

Ondanks de vele versperringen die door het Grens Bataljon zijn gelegd tussen de grens en Zutphen is het Duitse leger, bestaande uit de 227e divisie van de Wehrmacht en drie Schnelle gruppen van de S.S, op 10 mei al heel vroeg in de stad. Dat geldt ook voor een “Panzerzug” met militairen die via Winterswijk bijna ongehinderd kan doorrijden. De militairen uit die trein bezetten het station.

Omdat zowel de verkeersbrug als de spoorbrug door de Nederlanders zijn opgeblazen, moet door middel van hand gepeddelde rubberboten een bruggenhoofd gevormd worden. Dat gebeurt vanuit de huidige jachthaven bij de Bult van Ketjen en lukt pas aan het einde van de middag. Dan blijkt het meegenomen bruggenmateriaal onvoldoende en kan pas in de loop van de volgende dag groot materiaal overgezet worden.

Door artillerievuur is er veel schade in de Hoven. De bevolking daar is op vrijwillige basis geëvacueerd richting Klarenbeek.

Maar het doel de IJsselbruggen ongeschonden in handen te krijgen mislukt, die zijn door de Nederlanders opgeblazen. Station en emplacement zijn snel veroverd.

Vanuit een hoog gebouw zien de Duitsers de stellingen die ze eerder, door eigen observatie al bekeken hebben, bezet zijn.

Ruim 2000 bewoners van de Hoven zijn op vrijwillige basis naar Klarenbeek vertrokken.

De S.S. Schnelle Gruppen krijgen opdracht het bruggenhoofd hier te vormen. De oversteek zal vanuit de huidige jachthaven met hand gepeddelde rubberboten plaats vinden. Om het verzet te breken wordt artillerie in stelling gebracht in het oostelijk deel van de stad.

De Nederlandse stellingen in de uiterwaarden beschikken o.a. over zware mitrailleurs dichtbij de IJssel zowel ten noorden als ten zuiden van de uitgang van de haven. Obersturmführer  Freij die mee gaat met een boot zegt daarover: Zwaar flankenvuur, in mijn boot behalve ik zelf iedereen gedood of gewond. Hij spreekt van  “unangenehm viele Verluste”.

Ondanks zware tegenstand van de Nederlanders zien ze kans aan het eind van de middag ook de uiterwaarden en de Hoven te veroveren. Door een tekort aan pontons, ze hebben ze onderweg gebruikt, kan pas de volgende dag  volop overgezet worden.

Meer dan een dag later dan ze gewild hadden

Het begin van deze oorlog heeft in de gemeente Zutphen 11 militairen het leven gekost. Tien hier in de Hoven één aan de overkant.  Hun monument staat op de Oude Algemene begraafplaats.
Zaterdags verspreidt zich het gerucht van een tegenaanval enkele bewoners ontvluchten de stad. De Duitsers nemen hun kans waar om verdronken manschappen uit IJssel te halen.

Bij de Nederlandse militairen sneuvelen op 10 mei elf soldaten, tien in de Hoven één aan de stadskant.  Het aantal aan Duitse zijde tijdens de overtocht over de IJssel wordt door hen omschreven  als “unangenehm viel” vooral door zwaar mitrailleurvuur dat de rubberboten doorzeefde .

 De Nederlandse militairen worden in het bijzijn van het college van Burgemeester en wethouders op 13 mei 1940 in een tijdelijk graf begraven.

 

Hun namen zijn:

L.C. Kerkhof 20 jaar
A. de Groot 21 jaar
J. Meijer 21 jaar
M.W. van Haren 46 jaar
C.J Barends 20 jaar
D. Koelewijn 20 jaar
H. Visser 20 jaar
K. de Böck 20 jaar
A.A. van Lutteveld 20 jaar
D. van Keulen 20 jaar
E.K. Teijgeler 27 jaar

Nog in 1940 worden de stoffelijke resten van L.C. Kerkhof, A. de Groot en D. Koelewijn overgebracht naar hun woonplaatsen. De andere zeven worden op 30 juli 1941 herbegraven bij het dan opgerichte Militaire monument

in het bijzijn van talrijke oud-militairen. Het afsluitingsdefilé wordt geopend door kolonel Dwars in uniform.

 

Op 10 mei 1945 is er een grote herdenking op de begraafplaats aan de Warnsveldseweg.

Over de gesneuvelden op 10 mei 1940 zegt de toenmalige burgemeester:

“Maar wat wij herdenken willen is dat de soldaten van ons Nederlandsche leger hebben gedaan wat in hun macht lag: aan de Grebben, bij de vliegvelden in Holland, in Brabant en Zeeland en ook hier aan de IJssel, ook hier in Zutphen. Hier zijn 10 mei 1940 een officier en tien jongens gesneuveld onder wie onze stadgenoot Van Haren, en onder dit eereteeken rust hij met zes manschappen, hier dicht bij hun luitenant, mannen die onverschrokken, blijmoedig, trouw hun hoogsten plicht hebben vervuld. Zoo mogen wij, die 10 mei hebben beleefd, nog bij ons leven dankbaar aanschouwen dat het hoogste offer van deze mannen niet tevergeefs is gebracht. Niet tevergeefs, want op hen, op hun dienen, op hun offer aan ons gemeenschappelijk vaderland gebracht, rust onze eer, ons recht op onze vrije Nederlandsche nationaliteit.

Wij zijn hier samen gekomen om hen te eren in openbaarheid. Tot nu toe is onze eereplicht niet nagelaten. Jaarlijks op 10 mei is. Eerst met, later zonder toestemming van onze toenmalige onderdrukkers, vanwege wat nog restte van ons leger, hier een stille hulde neergelegd. Ook de enkele heeft dit graf niet vergeten. Maar thans: in het openbaar.

Zij verdienen het, wij willen, wij mogen, wij kunnen hun niet vergeten”.

 

De stoffelijke resten van J. Meijer en E.K. Teijgeler worden in respectievelijk 1946 en 1973 overgebracht naar Ameringen en de Militaire begraafplaats op de Grebbeberg. M.W. van Haren komt uit Zutphen en is lid van de luchtwachtdienst Zutphen. Die bestond uit vrijwilligers in uniform die de vliegtuigbewegingen rapporteerden aan de centrale post in Utrecht.

Het monument voor de Nederlandse militairen staat op de Algemene begraafplaats aan de Warnsveldseweg in Zutphen.

Ga naar Monument slachtoffers WOII in de Hoven